The Chess Variant Pages

Doorgeefschaak

NEDERLANDS DOORGEEFSCHAAKREGLEMENT, editie 1988

Artikel 1:

A) Het doorgeefschaak wordt gespeeld op twee naast elkaar liggende borden tussen twee teams.
B) Elk team bestaat uit twee personen. Deze twee personen zitten naast elkaar, ieder aan een bord.
C) Elk team benoemt een der beide leden tot eerste-bord-speler. De eerste-bord-spelers der beide teams spelen tegen elkaar.
D) Voor de wedstrijd begint wordt door loting uitgemaakt welke der beide eerste-bord-spelers de witte stukken heeft. De teamgenoot van de eerste-bord-speler die de witte stukken heeft, heeft de zwarte stukken.
E) Aan elk der beide borden wordt een schaakpartij gespeeld volgens de Regels voor het schaakspel vastgesteld door de Wereldschaakbond FIDE per 1 januari 1985, voorzover hiervan in dit reglement niet wordt afgeweken.

Artikel 2:

De beide klokken staan zo opgesteld, dat alle vier spelers de stand op beide klokken kunnen zien.

Artikel 3:

Een speler die een vijandelijk stuk slaat, is bevoegd het geslagen stuk, na zijn klok ingedrukt te hebben, aan zijn teamgenoot door te geven.

Artikel 4:

Een zet kan bestaan in:
A) Een verplaatsing in de zin van de artikelen 4 en 5 van de FIDE-regels.
B) Een op het bord plaatsen van een door de teamgenoot geslagen en doorgegeven stuk.

Artikel 5:

A) Een door een teamgenoot geslagen en doorgegeven stuk mag slechts op een onbezet veld geplaatst worden en mag - slechts op een zodanige wijze op het bord geplaatst worden, dat door deze zet de vijandelijke koning niet schaak komt te staan.
B) Een doorgegeven pion mag niet op de eerste of achtste rij van het bord worden geplaatst.

Artikel 6:

A) Als een pion de achtste rij bereikt, krijgt de pion de waarde van dame, toren, loper of paard. Hij behoudt echter, in afwijking van artikel 5.6 sub d van de FIDE-regels, de gedaante van pion. Beide spelers dienen gedurende het vervolg van het spel de waarde van de gepromoveerde pion te onthouden.
B) Als de gepromoveerde pion geslagen wordt, herkrijgt hij de waarde van pion.
C) Bij promotie van een pion is in afwijking van artikel 6.4 van de FIDE-regels de zet pas voltooid, nadat men zijn tegenstander kond heeft gedaan van de waarde die de pion verkrijgt.

Artikel 7:

In afwijking van artikel 7.2 van de FIDE-regels geldt het volgende:

Afgezien van het geval dat de aan zet zijnde speler een of meer stukken op hun velden rechtzet na zijn tegenstander hiervan vooraf in kennis gesteld te hebben, moet de aan zet zijnde speler,

A) die een op het bord staand stuk aanraakt, dit stuk spelen of slaan.
B) die een van zijn eigen op het bord staande stukken en een stuk van de tegenstander aanraakt, dit stuk van de tegenstander met zijn eigen stuk slaan.
C) die een niet op het bord staand stuk zodanig op het bord plaatst dat dit stuk het bord raakt, met dit stuk spelen.

Artikel 8:

A) Artikel 8 van de FIDE-regels is niet toepasselijk en wordt vervangen door het volgende.
B) Het is verboden een onreglementaire zet te doen.
C) Als een speler desondanks een onreglementaire zet voltooid heeft en de klok van zijn tegenstander aan de gang heeft gebracht, mag deze zonder een zet te doen de klok van de onreglementair gezet hebbende speler aan de gang brengen, teneinde deze in de gelegenheid te stellen zijn onreglementaire zet door een reglementaire te vervangen met inachtneming van artikel 7 van dit reglement. De tegenstander van de onreglementair gezet hebbende speler verliest dit recht na zelf een nieuwe zet voltooid te hebben.
D) Een speler die een onreglementaire zet voltooid heeft, mag niet zonder toestemming van zijn tegenstander deze onreglementaire zet door een reglementaire zet vervangen.
E) Als de onreglementaire zet bestaat in het slaan van een stuk en het onreglementair geslagen stuk reeds doorgegeven is op het moment dat de klok van de onreglementair gezet hebbende aan de gang is gebracht in de zin van lid c van dit artikel, moet deze onmiddellijk een stuk van het soort dat hij onreglementair geslagen heeft, uit de zijn teamgenoot ter beschikking staande, zich niet op het bord bevindende stukken terugnemen, teneinde dit stuk te gebruiken bij het vervangen van de onreglementaire zet door een reglementaire. Als zijn teamgenoot een dergelijk stuk niet meer buiten diens bord ter beschikking staat, mag hij, na zijn tegenstander ingelicht te hebben omtrent dit niet ter beschikking staan, diens klok aan de gang brengen. Deze laatste mag daarna een stuk van het soort dat onreglementair is geslagen, van het bord van de tegenstander van zijn teamgenoot halen en aan zijn tegenstander geven en daarna diens klok aan de gang brengen, opdat deze zijn onreglementaire zet kan vervangen door een reglementaire zet.
F) Indien een speler opzettelijk of meerdere malen een onreglementaire zet doet, is de wedstrijdleider bevoegd de partij voor deze speler verloren te verklaren.

Artikel 9:

De klok moet met dezelfde hand worden bediend waarmee het stuk is verplaatst of op het bord gezet.

Artikel 10:

Van artikel 12 van de FIDE-regels zijn alleen de leden 2,3,4 en de eerste zin van lid 5 van toepassing.

Artikel 11:

In de plaats van artikel 10 van de FIDE-regels geldt het volgende:
A) De partij is verloren voor de speler:
  1. die mat wordt gezet;
  2. wiens vlag is gevallen, nadat dit geconstateerd is door zijn directe tegenstander;
  3. die weigert zich gedurende het spelen te onderwerpen aan dit reglement;
  4. die opgegeven heeft met inachtneming van lid b van dit artikel.
B) Een speler mag slechts opgeven als hij aan zet is.
C) De partij is remise wanneer de beide spelers dit overeenkomen. De remise-overeenkomst beëindigt de partij onmiddellijk.
D) Indien van beide spelers de vlag is gevallen, is de partij remise zodra een der spelers dit constateert.
E) In afwijking van het bepaalde in lid A sub 2e van dit artikel is de partij remise, indien de speler wiens vlag is gevallen, kan aantonen dat zijn tegenstander gezien het materiaal dat deze op of buiten het bord bezit of van zijn teamgenoot nog krijgt, nooit mat had kunnen geven.
F) De partij is remise indien een der beide betrokken spelers aantoont, dat tenminste 30 zetten zijn gespeeld zonder dat een der spelers een stuk heeft geslagen, een nieuw stuk op het bord heeft geplaatst of een niet gepromoveerde pion heeft gespeeld.
G) De wedstrijd is geeindigd als beide partijen afgelopen zijn.

Artikel 12:

Een speler is op verzoek van zijn tegenstander of diens team- genoot verplicht aan beiden of een van beiden te tonen, welke stukken hij doorgegeven heeft gekregen en nog niet op het bord geplaatst heeft.

Artikel 13:

De artikelen 11, 13 en 14 van de FIDE-regels zijn niet van toepassing.

Artikel 14:

Een speler mag aan zijn teamgenoot om bepaalde stukken vragen,mits hij dit rustig doet en zijn tegenstander of diens teamgenoot niet onnodig hindert. Verder mag hij niet met zijn teamgenoot over iets spreken of anderszins communiceren, dat zijn eigen partij of de partij van zijn teamgenoot aangaat. Deze regel geldt ook voor een speler wiens partij reeds geëindigd is. Het is verboden een speler op enigerlei wijze te adviseren. Onder adviseren wordt onder meer verstaan het attenderenop het feit dat een vlag is gevallen.

Artikel 15:

In alle gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist de wedstrijdleider.
WWW pagina gemaakt: vrijdag 7 februari 2003.