De regels van het schaakspel
Schaken is een spel dat wordt gespeeld door twee spelers. Een speler speelt met de witte stukken en de andere speler speelt met de zwarte stukken. Iedere speler heeft zestien stukken in het begin van het spel: een koning, een dame (ook: koningin genoemd), twee torens, twee lopers, twee paarden en acht pionnen.
Het spel wordt gespeeld op een schaakbord. Het schaakbord heeft 64 velden: acht rijen en acht kolommen. De velden zijn om en om licht (wit) en donker (zwart) gekleurd. Het bord moet worden neergelegd zodat er een zwart veld is in de hoek linksonder. Om zetten te kunnen noteren hebben alle velden een naam gekregen. Gezien vanuit de witspeler worden de rijen genummerd 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8; de onderste rij (aan de kant van wit) krijgt nummer 1, en de bovenste rij heeft nummer 8. De kolommen krijgen (weer gezien vanuit wit) van links naar rechts namen a, b, c, d, e, f, g, h. De naam van een veld bestaat uit de combinatie van de letter van zijn kolom en het cijfer van zijn rij; zo krijgt bijvoorbeeld het vak in de linksonderhoek (voor wit) de naam a1.zwart
wit
De spelers doen om en om een zet, beginnend met de witspeler (de speler die met de witte stukken speelt). Een zet bestaat uit het verplaatsen van één van de stukken van de speler naar een ander veld, volgens de regels die zeggen hoe dat stuk beweegt. Er is een speciale uitzondering, namelijk de rokade, waarbij in een zet twee stukken tegelijk verplaatst worden.
Een speler kan een stuk van de tegenstander slaan door een van zijn eigen stukken te zetten naar het veld dat een stuk van de tegenstander bevat. Het stuk van de tegenstander wordt dan van het bord genomen, en is uit het spel voor de rest van de partij. Slaan is niet verplicht.
Bij het begin van het spel is de opstelling van de stukken als volgt.
Er zijn dus op de tweede rij acht witte pionnen; op de zevende rij acht zwarte pionnen. Op de eerste rij zijn er van links naar rechts: een toren, paard, loper, dame, koning, loper, paard en toren. Merk op dat dames in de beginopstelling staan op velden van hun eigen kleur (de witte dame staat op een wit veld en de zwarte dame staat op een zwart veld), en dat iedere speler een zwart veld heeft in de linkeronderhoek.
Loop van de stukken
Toren
De toren gaat in een rechte horizontale of verticale lijn. De toren mag niet over andere stukken heenspringen, d.w.z.: alle velden tussen het veld waar de toren zijn zet begint en waar de toren zijn zet eindigt moeten leeg zijn. (Zoals bij alle stukken, wanneer het veld waar de toren zijn zet eindigt een stuk van de tegenstander bevat, dan wordt dit stuk geslagen. Het veld waar de toren zijn zet eindigt mag geen stuk bevatten dat is van de speler die ook deze toren heeft.)
Loper
De loper gaat in een rechte diagonale lijn. De loper mag ook niet over andere stukken heenspringen.
Dame
De dame heeft de gecombineerde mogelijkheden van de toren en de loper, d.w.z., de dame kan in een horizontale, verticale of diagonale rechte lijn zetten. Weer mag de dame niet springen over andere stukken. De dame wordt ook wel Koningin genoemd.
Paard
Het paard doet een zet die bestaat uit eerst één stap in een horizontale of verticale richting en dan één stap diagonaal `naar buiten toe'. De zet kan ook beschreven worden als: twee stappen horizontaal en één stap verticaal of twee stappen verticaal en één stap horizontaal. Het paard springt: het is toegestaan dat het veld dat het paard passeert in zijn zet een willekeurig stuk bevat. Bijvoorbeeld, wit kan het spel beginnen door zijn paard van b1 naar c3 te bewegen. Paarden kunnen springen over velden met een wit stuk, met een zwart stuk, en ook over lege velden. Wanneer een paard over een stuk springt, dan heeft dat geen effect op het stuk waarover gesprongen wordt; net als bij de andere stukken slaat een paard een stuk van de tegenstander door naar het veld te gaan dat dat stuk bevat.
Pion
De zetten van de pion verschillen afhankelijk of de pion naar een leeg veld gaat, of het een stuk van de tegenstander slaat. Wanneer een pion niet slaat, dan gaat het een stap recht vooruit. Wanneer een pion nog helemaal niet gelopen heeft, d.w.z., de pion staat nog steeds op de tweede rij (gezien vanuit de speler wiens pion het is), dan mag de pion een dubbele stap recht vooruit maken. Zo kan bijvoorbeeld een pion of d2 naar d4 bewogen worden, mits veld d3 leeg is.
De pion slaat één veld diagonaal vooruit.
Er is een speciale regel: de en passant regel. Wanneer een pion een dubbele stap maakt van de tweede naar de vierde rij, en er is een vijandelijke pion op een aangrenzend veld in de vierde rij, dan kan deze vijandelijke pion in de volgende zet diagonaal gaan naar het veld dat overgeslagen was door de dubbel stappende pion; dit veld is dus op de derde rij. Hiermee wordt de eerste pion geacht geslagen te zijn, en de pion wordt van het bord gehaald.
Zo'n en passant slagzet moet direct worden gedaan: wanneer een speler die en-passant kan slaan dat niet doet in de eerste zet na de dubbele stap, dan kan die pion niet meer door een en-passant zet geslagen worden.
Een dubbele stap van een pion, gevolgd door het en-passant slaan
Pionnen die de laatste rij van het board bereiken promoveren. Als een speler een pion zet naar de laatste rij van het board, dan verruilt hij die pion voor een dame, toren, paard of loper (van dezelfde kleur). Het nieuwe stuk komt op de plek van de gepromoveerde pion te staan. Gewoonlijk kiezen spelers een dame, maar het is ook mogelijk om een ander soort stuk te nemen. (Het is niet vereist dat de pion promoveert tot een stuk dat al geslagen is. Het is dus bijvoorbeeld mogelijk dan een speler op een bepaald moment twee dames heeft.)
Voor en na een promotie
Koning
De koning zet een veld in een willekeurige richting: horizontaal, verticaal of diagonaal. Er is een speciaal type zet, die gedaan wordt door een koning en een toren tegelijkertijd: de Rokade (zie hieronder).
De koning is het belanrijkste tijd van het spel, en men mag nooit zetten zodat de koning na afloop van een zet schaak staat, zoe hieronder.
Rokade
Als bepaalde voorwaarden voldaan zijn, dan kunnen de koning en de toren de rokade uitvoeren. Dit is een speciaal soort zet, waarbij zowel de koning als de toren verplaatst worden.
Elk van de volgende voorwaardes moet voldaan zijn, wanneer een speler wil rokeren.
- De koning die de rokade doet heeft nog niet bewogen gedurende het spel.
- De toren die de rokade doet heeft nog niet bewogen gedurende het spel.
- De koning staat niet schaak.
- De koning gaat niet over een veld dat door een vijandelijk stuk wordt aangevallen gedurende de rokade; d.w.z., wanneer een speler rokeert, dan mag er geen stuk van de tegenstander zijn die kan zetten naar (in het geval van een pion: door een diagonale stap) een veld waar de koning over heen gaat.
- De koniong gaat niet naar een veld dat door een vijandelijk stuk wordt aangevallen; d.w.z., de koning mag niet schaak staan na de rokade.
- Alle velden tussen de toren en de koning zijn leeg voor de rokade.
- De koning en de toren staan op dezelfde rij.
Bij de rokade gaat de koning twee velden in de richting van de toren, en de toren gaat over de koning naar het volgende veld. D.w.z., de witte koning op e1 en de toren op a1 gaan naar: koning c1, toren d1 (lange rokade), de witte koning op e1 en de witte toren op d1 gaan naar: koning g1, toren f1 (korte rokade); net zo voor zwart.
stelling voor en na de rokade. Wit kort, zwart lang.
Noch wit, noch zwart mag rokeren: wit staat schaak, en de zwarte koning mag niet over d8 gaan.
Schaak, mat, en pat
Schaak
Wanneer de koning van een speler op een veld staat waar de tegenstander op kan slaan, dan zeggen we dat de koning schaak staat. Als bijgvoorbeeld de witspeler zijn toren naar een veld zet waar het de zwarte koning aanvalt, (d.w.z., als zwart niets zou doen, dan zou de toren de koning kunnen slaan), dan zeggen we: de witte toren geeft schaak. Gewoonlijk zegt men schaak, wanneer men de tegenstander schaak geeft.
Het is niet toegestaan om een zet te doen zodat de eigen koning van de speler schaak staat na de zet. Wanneer een speler per ongeluk zo'n zet probeert te doen, dan moet die zet teruggenomen worden, en een andere zet moet worden gedaan. (Hierbij geldt het principe `Aangeraakt is zetten': indien mogelijk dan moet met hetzelfde stuk gezet worden. Zie hieronder.)
Mat
Als een speler schaak staat, en hij kan geen zet doen, zodat hij na die zet niet meer schaak staat, dan staat hij mat. The speler die mat staat heeft het spel verloren, en de speler die hem mat gegeven heeft heeft het spel gewonnen.
Merk op dat er drie mogelijke manieren zijn om schaak op te heffen:
- Zet de koning naar een veld waar hij niet meer schaak staat.
- Sla het stuk dat schaak geeft.
- (In geval van schaak gegeven door dame, toren of loper: ) zet een stuk tussen het schaakgevende stuk en de koning.
Pat
Als de speler, die aan de beurt is, geen enkele legale zet kan doen, maar hij staat niet schaak, dan zeggen we dat de speler pat staat. Het spel is remise (gelijkspel), als een speler pat staat.
Als zwart moet zetten, dan is het pat: remise.
Andere regels
Opgeven en het aanbieden van remise
Een speler kan het spel opgeven, wat betekent dat hij verloren heeft, en zijn tegenstander gewonnen heeft.
Een speler kan remise aanbieden, na een zet gedaan te hebben: zijn tegenstander kan dit voorstel aannemen (in dat geval is het spel afgelopen en is het remise: gelijkspel), of het aanbod afwijzen (in dat geval gaat het spel gewoon verder.)
Herhaling van zetten
Wanneer dezelfde positie met dezelfde speler aan zet drie keer in het spel voorkomt, dan kan de speler wiens beurt het is remise claimen. (Wanneer gedurende deze zetten een van de spelers het recht om een bepaalde rokade zet te doen verloren heeft, worden de posities verschillend geacht.)
Eem voorbeeld van herhaling van zetten is wanneer een speler voor altijd schaak geeft; dit heet `eeuwig schaak'.
50 zetten regel
Als er 50 achtereenvolgende zetten van wit en zwart zijn geweest zonder dat er
- een stuk geslagen is, of
- een pion gezet is
dan mag een speler remise claimen.
Aanraken is zetten
Als een speler een van zijn eigen stukken aanraakt, dan moet hij, indien mogelijk, met dit stuk een legale zet spelen. Wanneer een speler een stuk van de tegenstander slaat, dan moet hij, indien mogelijk, dit stuk slaan.Schaakklokken en tijd
Vaak wordt het spel met schaakklokken gespeeld. Deze klokken tellen de tijd dat iedere speler afzonderlijk gebruikt voor het zijn eigen zetten. Er zijn een aantal extra regels die zeggen hoeveel (of, mogelijkerwijs, alle) zetten moeten worden gedaan voordat de speler een bepaalde hoeveelheid tijd voor zijn zetten heeft gebruikt. Meer details kunnen in de officiële schaakregels van de FIDE worden gevonden.Andere regels
Er zijn nog meer regels, bijvoorbeeld regels die specifieren wat er moet gebeuren in speciale gevallen, zoals wanneer het spel met een verkeerde beginopstelling is begonnen, etc. Voor details, zie weer de officiële FIDE-regels.Vaak gestelde vragen
Veel antwoorden op vaakgestelde vragen kunnen gevonden worden op een aantal, Engelstalige, webpagina's:Geschreven door: Hans Bodlaender. Met dank aan Henk Penning voor de suggestie om de regels van het schaakspel op het internet te zetten en verschillende anderen.
WWW page created: May 9, 1996 (in English). Dutch translation created: August 7, 2001. Last modified: vrijdag 4 juni 2004.