Xiangqi, of Chinees Schaak is een schaakvariant die erg popular is in landen in het Verre Oosten, waaronder China, Taiwan, Thailand, Singapore, Vietnam en Hong Kong. Het wordt aangenomen dat Xiangqi dezelfde voorouder heeft als ons schaakspel: het Indiaase Chaturanga. De huidige vorm is vele eeuwen oud.
Xiangqi wordt gespeeld door tientallen of honderden miljoenen mensen. Er is veel literatuur over dit spel, maar het meeste hiervan is in het Chinees. Er zijn ook enkele Engelse boeken over Xiangqi, maar voorzover ik weet geen Nederlandstalig boek.
Het vinden van een Chinees schaakspel hoeft niet moeilijk te zijn: vaak vind je deze wanneer je kijkt in de Chinese winkels, die je in veel steden vindt. Heel vaak zijn dit soort spelen erg goedkoop (vaak minder dan 10 gulden), met een bord gemaakt van papier. Wel is het nodig om de Chinese tekens op de stukken te leren, maar hier raak je snel aan gewend.
De stukken zijn ronde houten schijfjes, met de naam van de stukken als een Chinees teken erop staand.
Hierboven zie je het lege bord. De merktekens, die je vaak op borden vindt geven aan waar de stukken in de beginopstelling staan.
Iedere speler heeft de volgende stukken:
2 Torens | (R) | (of strijdwagens) |
2 Paarden | (N) | |
2 Olifanten | (M) | (or lopers of ministers) |
2 Mandarijnen | (G) | (or adviseurs of wachters) |
1 Koning | (K) | (or generaal) |
2 Kanonnen | (C) | |
5 Pionnen | (P) | (or soldaten) |
De beginopstelling is als volgt:
Van links naar rechts op de bovenste en onderste rijen zie je: een
toren, een paard, een olifant, een mandarijn, de koning, een mandarijn,
een olifant, een paard en een toren. Op de derde rij staan de kanonnen.
Op de vierde rij staan de pionnen. Stukken op de onderste helft zijn
rood.
Torens
lopen als in gewoon schaken.
Paarden
lopen bijna als in gewoon schaken, maar ze kunnen niet over stukken heenspringen.
Hierbij wordt aangenomen dat een paard eerst recht, en dan schuin gaat.
Dit betekent dat een paard eerst gaat naar een leeg vakje horizontaal of
verticaal en dan een vakje diagonaal.
Een olifant gaat twee vakjes diagonaal: de positie dat gepasseerd wordt moet
leeg zijn. Ook mogen olifanten niet gaan naar een positie aan de andere
kant van de rivier. Vanwege deze beperkingen zijn er maar zeven posities
waar een bepaalde olifant kan terechtkomen. Voor rode en zwarte
olifanten worden verschillende symbolen gebruikt: dit heeft geen invloed
op hun zetten.
The mandarijnen of wachters zetten maar een veld diagonaal, waarbij ze
niet het paleis mogen verlaten. Voor mandarijnen zijn er dus maar 5
verschillende posities waar ze komen kunnen.
De koning gaat een veld horizontaal of verticaal; de koning mag het paleis niet verlaten. De rode en zwarte koning hebben een verschillend symbool.
De twee koningen mogen `elkaar niet zien': dat wil zeggen dat ze niet
op dezelfde kolom mogen staan zonder andere stukken ertussen.
Bijvoorbeeld, als de rode koning op e1 staat, en de zwarte koning op e9,
en er zijn geen andere stukken op de e-kolom, dan is dit een illegale
positie: het is verboden om zo te zetten dat zo'n positie voorkomt.
Wanneer bijvoorbeeld de zwarte koning het enige stuk is op de f-kolom,
dan mag wits koning als die byv. op e1 staat niet naar f1 zetten.
Het kanon zet anders wanneer hij beweegt zonder te slaan, als wanneer hij
beweegt met slaan. Wanneer een kanon niet slaat, dan beweegt hij net als
een gewone toren. Echter, wanneer een kanon slaat, dan moet hij
springen: het kanon gaat in een rechte horizontale en verticale lijn,
springt over een stuk (vriendelijk of vijandelijk) heen, gaat verder in
die lijn, en slaat dan het eerste stuk dat hij tegenkomt. Zo kan een
kanon op a1 een vijandelijk stuk op e1 alleen dan slaan, als op precies
een van de velden b1, c1 of d1 een stuk staat, en de andere twee van
deze velden leeg zijn. De kleur van een stuk waarover gesprongen wordt
maakt niet uit. Kanonnen kunnen alleen slaan wanneer ze springen, en
alleen springen wanneer ze slaan. Ze kunnen nooit over meer dan een stuk
tegelijk springen.
In Xiangqi slaan pionnen op dezelfde manier als ze lopen zonder slaan. Wanneer een pion op zijn eigen kant van het bord is, dan kan de pion een vakje recht vooruit gaan. Wanneer de pion op de andere kant van het bord terechtgekomen is, dan kan het een vakje recht vooruit, of een vakje recht opzij naar links of rechts gaan.
Pionnen gaan nooit achteruit en promoveren niet. Wanneer een pion op
de laatste rij is aangeland, is het enige wat hij kan naar links of
rechts gaan (maar vaak daarbij het de vijandelijke koning aardig lastig
maken). Er worden verschillende symbolen voor rode en zwarte pionnen
gebruikt.
De rode speler zet het eerst.
Het spel wordt gewonnen door de tegenstander pat of mat te zetten: wie niet meer kan zetten heeft het spel verloren.
Het geven van eeuwig schaak en het forceren van remise door herhaling van zetten is verboden. De precieze regels hieromtrent zijn vrij technisch en ingewikkeld. Enkele van de belangrijkste regels in dit opzicht zijn de volgende:
Als geen van de spelers meer de vijandelijke koning kunnen slaan, dan is het remise.